Couplet 1:

Roodkapje ging eens wandelen,

Door het groene bos.

Ze droeg een mand vol lekkers mee,

En liep daar vrolijk los.

Refrein:

Loop maar door, loop maar door,

De wolf die volgt jouw spoor.

Loop maar door, loop maar door,

Zijn schaduw kruipt al voor.

Couplet 2:

Ze liep langs hoge bomenrijen,

En bloemen overal.

Ze plukte nog wat rozen mee,

Voor oma in haar dal.

Refrein:

Loop maar door, loop maar door,

De wolf die volgt jouw spoor.

Loop maar door, loop maar door,

Zijn schaduw kruipt al voor.

Couplet 3:

Maar in de struiken lag verscholen,

De wolf met scherpe tand.

Hij riep: "Waar ga je, meisje lief,

Met dat lekkers in je mand?"

Refrein:

Loop maar door, loop maar door,

De wolf die volgt jouw spoor.

Loop maar door, loop maar door,

Zijn schaduw kruipt al voor.

Couplet 4:

Roodkapje zei: "Naar oma toe,

Die woont daar in het woud.

Ze is wat ziek en zwak vandaag,

Dus breng ik lekkers koud."

Refrein:

Loop maar door, loop maar door,

De wolf die volgt jouw spoor.

Loop maar door, loop maar door,

Zijn schaduw kruipt al voor.

Couplet 5:

De wolf koos snel een kortere weg,

En rende vliegensvlug.

Hij klopte zacht op oma’s deur,

En riep toen luid: "Doe open vlug!"

Refrein:

Loop maar door, loop maar door,

De wolf die volgt jouw spoor.

Loop maar door, loop maar door,

Zijn schaduw kruipt al voor.

Couplet 6:

Maar dappere Roodkapje zag,

Wat daar gebeurde toen.

Ze riep zo luid, een jager kwam,

En kon de wolf verjagen toen.

Refrein:

Loop maar door, loop maar door,

De wolf die volgt jouw spoor.

Loop maar door, loop maar door,

Zijn schaduw kruipt al voor.